15 - Economie Markland College Zevenbergen



Toetsboek hoofdstuk 13 Valutamarkt antw

13.2 Hoe komt de wisselkoers tot stand?

1a De yen kent een vrije wisselkoers. Een daling van de valuta bij vrije of zwevende wisselkoersen heet een “depreciatie” (1).

De koers daalt als er weinig vraag en/of veel aanbod is. De vraag moet dan “kleiner” (2) zijn dan het aanbod.

1b De vraag naar yen neemt toe bij:

Uitspraak (1) – een grotere exportwaarde van Japan betekent namelijk meer vraag naar Japanse producten en dus ook meer vraag naar de yen, om deze producten te betalen.

Uitspraak (4) – De winst vanuit Engeland stroomt naar Japan. Engelse ponden worden omgezet in “yennen”. De vraag naar de yen neemt toe.

Uitspraak (2) is onjuist omdat de lagere rente in Japan juist minder buitenlandse beleggers aantrekt, waardoor de vraag naar de yen daalt.

Uitspraak (3) is onjuist omdat Japanse beleggers dan Engelse ponden moeten kopen met de yen. Het aanbod van de yen stijgt dan.

2a In november is de koers van de dollar ten opzichte van de euro gestegen. Je ziet in de grafiek in de maand november de dollarkoers stijgen naar de eurolijn (= 100). Deze koersverandering (stijging) heet een appreciatie. Een appreciatie is een koersstijging die het gevolg is van vraag- en aanbodfactoren. Een appreciatie ontstaat als de vraag naar dollars groter is dan het aanbod van dollars. De koers is in feite niets anders dan een prijs. Een prijs voor een valuta. En net als bij andere goederen, zal een vraagoverschot leiden tot een prijsstijging.

2b Op de valutamarkt zijn de vragers naar een valuta altijd mensen die buiten dat land van die valuta wonen. Vragers naar dollars zijn in dit geval dus (niet-Amerikanen( Deze (niet-Amerikanen( staan genoemd bij de uitspraken 3 en 4. Aanbieders van dollars zijn Amerikanen. Zij bieden dollars aan als ze niet-Amerikaanse goederen willen kopen of buiten Amerika hun geld beleggen/brengen. Bij uitspraak 1 en 2 gaat het om deze groep (Amerikanen( die respectievelijk goederen buiten de VS kopen of hun geld de VS uit laten stromen. In beide gevallen worden de dollars uiteindelijk geruild voor andere valuta.

Uitspraken 1 en 2 zijn dus juist.

13.3 Welke invloed hebben wisselkoersen op de economie?

3a De journalist ziet dat de inflatie in de EU toeneemt (kop 3) en hij weet dat een recessie gepaard gaat met minder groei van de bestedingen dat de kans op bestedingsinflatie daardoor verkleint.

De journalist kan ook zeggen dat de inflatie in de EU toeneemt (kop 3) en dat een recessie de druk op de arbeidsmarkt wegneemt, wat de kans op hogere lonen en daarmee (loon)kosteninflatie verkleint.

3b Volgens de journalist is kop 3 reden om de rente niet te verlagen. Namelijk als de inflatie in de EU toeneemt, zal een renteverlaging het lenen van geld goedkoper maken en dus de bestedingen stimuleren, wat de inflatie verder aanwakkert.

3c De beleggingsanalist stelt dat de rentedaling in de VS het aantrekkelijker maakt om in de EU te gaan beleggen, zodat de vraag naar euro’s toeneemt en de koers van de euro gaat stijgen waardoor de importprijzen in euro’s dalen. Dat kan leiden tot lagere consumentenprijzen.

3d Volgens de econoom kan de rentedaling in de VS de economische groei daar stimuleren zodat investeren in de VS aantrekkelijk wordt, wat leidt tot een grotere vraag naar dollars en een hogere dollarkoers waardoor de importprijzen in euro’s en de consumentenprijzen in de EU stijgen.

4a De FED wilde met de renteverlaging het lenen van geld goedkoper maken, waardoor de bestedingen en dus de productie toenemen, zodat de economische groei in stand blijft.

4b De inflatie in de EU was aan de hoge kant. De ECB wilde een toenemende inflatie voorkomen omdat renteverlaging de bestedingen stimuleert en tot (meer) bestedingsinflatie kan leiden.

4c De koers van de euro stijgt doordat de rente in de EU relatief minder daalt dan in de VS, waardoor beleggen in de EU aantrekkelijker wordt en de vraag naar euro’s toeneemt.

4d Een hogere koers van de euro doet de importprijzen dalen. Je krijgt dan namelijk meer buitenlandse valuta voor een euro. De gedaalde importprijzen worden doorberekend in de consumentenprijzen, wat de inflatie beperkt.

5a Een dalende eurokoers kan in het eurogebied de oorzaak zijn van geïmporteerde inflatie en bestedingsinflatie.

1. Geïmporteerde inflatie: de lage eurokoers maakt importgoederen duurder. Je moet immers meer euro(s inwisselen voor bijvoorbeeld dezelfde hoeveelheid dollars. De gestegen importprijzen worden dan in de verkoopprijzen op de consumenten afgewenteld.

2. Bestedingsinflatie: de lage eurokoers maakt de producten die bedrijven in het eurogebied voortbrengen voor niet eurobewoners relatief goedkoop. Hierdoor verbetert de concurrentiepositie en stijgt de export. Dit kan, wanneer het aanbod niet aan de vraag kan voldoen, tot bestedingsinflatie leiden.

5b Om de koersdaling te beperken, moet de ECB de vraag naar euro’s doen toenemen. Dit kan zij realiseren door een renteverhoging. (Buitenlandse) beleggers vinden het eurogebied dan aantrekkelijker en de vraag naar de euro neemt toe en als gevolg daarvan de koers ook.

5c De inflatiedoelstelling is dat deze beperkt blijft tot 2%. Verder is gegeven dat elke procent koersdaling oorzaak is van 0,2 procentpunt inflatie. De koers daalt van $ 1,18 naar $ 1,02.

De eurokoers daalt met 13,6%.

Berekening: (1,02 – 1,18) / 1,18 x 100% = – 13,6%

Op basis van deze koersdaling bedraagt de inflatie alleen al 13,6 x 0,2 = 2,7%.

Dit is meer dan de doelstelling toelaat. Dus de koersdaling brengt de inflatiedoelstelling in gevaar.

5d Om de koersdaling tegen te gaan, zou een renteverhoging noodzakelijk zijn. Maar een renteverhoging kan aanleiding zijn voor een stijging van de werkloosheid via een koersstijging en/of via een daling van de bestedingen.

De hogere rente trekt beleggers aan. De koers van de euro kan daardoor stijgen, wat de Europroducten duurder maakt. Een daling van de export en een gelijktijdige stijging van de import kan de werkloosheid doen toenemen.

Dat kan ook gebeuren omdat een hogere rente geld lenen duurder maakt. Gezinnen en bedrijven lenen dan minder en ook daardoor nemen de bestedingen af, wat tot een hogere werkloosheid kan leiden.

6a importwaarde in 1999: 0,558 x € 374 miljard = € 208,7 miljard

importwaarde in 2000: 0,555 x € 402 miljard = € 223,1 miljard

De procentuele stijging is 6,9%. Berekening:

223,1 / 208,7 x 100% = 106,9 ( stijging bedraagt 6.9%

6b Door een koersdaling van de euro wordt import (van buiten de eurolanden) duurder. Je moet meer euro’s betalen voor dezelfde hoeveelheid buitenlandse valuta. Bedrijven zullen deze kostenstijging in de consumentenprijzen doorberekenen.

6c De koersdaling van de euro verbetert de exportpositie van Nederland (ten opzichte van niet-eurolanden), waardoor de productie voor de export kan toenemen.

6d De productie in Nederland reageert tegenwoordig minder sterk op een koersverandering van de euro als vroeger op een koersverandering van de gulden. Dat komt omdat een groot deel van de Nederlandse buitenlandse handel met eurolanden plaatsvindt en dus niet beïnvloed wordt door een koersverandering van de euro en vroeger wel door een koersverandering van de gulden.

13.4 Wat zijn de verschillen tussen zwevende en vaste wisselkoersen?

7a Je neemt dan aan dat de goudprijs in beide landen gelijk is en onderling niet wijzigt.

7b Door de beeltenis op de munt af te drukken van de persoon die verantwoordelijk was voor de uitgifte en door de munt een kartelrand en/of randschrift te geven om het snoeien van de munt tegen te gaan.

7c Zo’n geldstelsel werkt niet meer als de waardeverhouding tussen goud en zilver verandert, bijvoorbeeld als er een nieuwe zilvermijn of goudmijn wordt ontdekt.

7d Het slechte geld is het geld dat in verhouding minder waard is geworden. Als zilver minder waard is, wil je geen gouden tientje meer inwisselen voor 10 zilveren guldens. Andersom wel. Men probeert zoveel mogelijk te betalen met de zilveren guldens. Het goede geld (gouden munten) verdwijnt uit de geldomloop, terwijl het slechte geld (zilver) juist blijft bestaan. Het is dan namelijk lonend om een gouden munt om te smelten en het goud voor bijvoorbeeld 12 zilveren guldens te verkopen. Op den duur zijn alle gouden munten verdwenen.

8a Achtereenvolgens bepaal je hoeveel euro die 1.650 Franse franken (FF) waard zijn, om daarna de gulden prijs (f) te kunnen uitrekenen.

FF 1.650 (= 0,15245 x FF 1.650) = € 251,54

€ 251,54 (= 2,20371 x € 2,20371) = f 554,32

8b Een hogere koers van de gulden zou betekenen, dat je voor jouw guldens meer euro(s krijgt. Dat betekent concreet dat je minder guldens had hoeven te betalen voor € 251,54 (= FF 1.650). De huur van het huisje in guldens zou dan lager zijn geweest.

8c Bij alle verklaringen die je kunt bedenken, moet je er steeds vanuit gaan dat de hogere koers van de gulden nadelig is voor de internationale concurrentiepositie.

1. De hogere koers maakt jouw producten voor buitenlanders duurder. Dit leidt tot een daling van de export. In de exportindustrie neemt de productie af en stijgt de werkloosheid.

2. De hogere koers maakt import juist goedkoper. De import neemt toe. Dit leidt tot een daling van de productie bij bedrijven die (import vervangende( producten produceren. Ook in deze bedrijven zal de werkloosheid toenemen.

3. In beide gevallen zal het nationale inkomen dalen, wat ook de particuliere consumptie doet afnemen. Ook dat is een reden voor een daling van de bestedingen, de productie en dus de werkgelegenheid.

8d Het betreft hier een hogere koers die tot stand komt doordat de monetaire autoriteiten (ergens vanuit gaan(. De koers komt dus niet tot stand door vraag en aanbod. We hebben hier daarom niet te maken met een appreciatie, maar met een revaluatie (komt in de volgende paragraaf aan de orde).

9a

[pic]

9b Indien de vaste koppeling losgelaten wordt:

• zal de renminbi in koers stijgen waardoor de internationale concurrentiepositie van deze vestigingen in China zal verslechteren (nadeel)

• zal de renminbi in koers stijgen waardoor de winst die deze vestigingen behalen op de Chinese markt omgerekend in dollars hoger zal zijn (voordeel)

9c Zonder vaste koppeling vervalt voor China de noodzaak van het omzetten van dollars in Amerikaanse staatsobligaties, hetgeen zal leiden tot een afname van het aanbod van vermogen op de kapitaalmarkt in de VS.

9d Een verhoging van de geldmarktrente zou een opwaartse druk betekenen op de koers van de renminbi en daarmee de vaste koppeling onder druk zetten.

10a Rentedaling in VS maakt het Eurogebied aantrekkelijker voor beleggers dan de VS. De vraag naar euro’s stijgt en de koers daarmee ook

10b Door de verkoop van dollars daalt de koers van de dollar, maar stijgt de euro ten opzichte van de dollar.

10c Een stijging van de EU-import betekent meer aanbod van euro’s. De koers van de euro in dollars daalt.

10d Bij investeringen door Eurobewoners in de VS neemt het aanbod van euro’s toe. De koers van de euro daalt.

10e Bij investeringen van Amerikaanse bedrijven in de EMU neemt de vraag naar euro’s toe. De koers van de euro stijgt.

11a Als geïmporteerde grondstoffen in prijs stijgen, zullen de binnenlandse producenten deze kostenstijging ook doorberekenen in hun prijzen. Je spreekt dan ook wel van geïmporteerde inflatie. Als dit tevens producten betreft die voor de export zijn bestemd of in exportgoederen zijn verwerkt, dan zal ook het uitvoerprijspeil stijgen.

11b Als de eurokoers daalt ten opzichte van de dollar, moet je meer euro’s betalen voor dezelfde hoeveelheid dollars. Dit betekent concreet dat veel invoerprijzen (die in dollars luiden) in Nederland hoger zullen worden

11c Als de VS in 2001 hetzelfde importpakket uit Nederland kopen, hebben Amerikaanse importeurs te maken met twee ontwikkelingen. De eerste ontwikkeling is dat de uitvoerprijzen zelf zijn gestegen en de tweede is dat de wisselkoers van de euro is gedaald.

Hetzelfde importpakket kost in euro’s meer en wel € 11,707 miljard.

Berekening: 1,018 x € 11,5 miljard = € 11,707 miljard.

In dollars is dat 0,88 x € 11,707 = € 10,30 miljard.

12a In 2000 was de koers van de dollar volgens bron 4 € 0,81. Je kreeg dus 81 eurocent voor een dollar. In 2007 kreeg je nog maar € 0,73 voor een dollar. De koers van de dollar is gedaald. Maar let op, het gaat bij deze vraag om de koers van de euro ten opzichte van de dollar.

2005: 1$ = € 0,81 → € 1 = 1 / 0,81 $ = 1,23 dollar (afgerond)

2007: 1$ = € 0,73 → € 1 = 1 / 0,73 $ = 1,37 dollar (afgerond)

De euro is dus ten opzichte van de dollar met 11,4%gestegen. Deze stijging als gevolg van vraag- en aanbodfactoren noem je een appreciatie

Berekening: (1,37 – 1,23) / 1,23 x 100% = 11,4%

12b Door de koersstijging van de euro moet een Amerikaan meer dollars betalen voor een zelfde hoeveelheid euro's. Hoewel de Europese producten helemaal niet in prijs gestegen hoeven te zijn, zal de Amerikaan toch ervaren dat hij meer moet betalen voor deze producten vanwege de koersstijging van de euro. De concurrentiepositie van Europese bedrijven verslechtert daardoor ten opzichte van Amerikaanse bedrijven.

12c De Europese bedrijven zullen door de hoge eurokoers niet alleen te maken kunnen krijgen met afzetproblemen op de Amerikaanse markt, maar ook op de eigen Europese markten. Immers Amerikaanse concurrenten zullen vanwege de goedkope dollar aantrekkelijker zijn voor de Europese kopers. Kortom de Europese bedrijven zullen ook op de thuismarkt meer concurrentie ondervinden.

12d Sarkozy pleit voor een renteverlaging. Bedenk als je voor zijn standpunt kiest daarvoor goede argumenten. Trichet gaat voor een renteverhoging. Ook daarvoor kun je eventueel een argument bedenken.

Indien je kiest voor Sarkozy: voor een renteverlaging

Argument 1: door een renteverlaging kunnen mensen goedkoper geld lenen, wat kan leiden tot toenemende bestedingen waardoor de daling van de productiegroei afremt (bron 5).

Argument 2: door een renteverlaging zal de koers van de euro afnemen, omdat er minder vraag naar de valuta zal zijn door buitenlandse beleggers. Door de koersdaling verbetert de concurrentiepositie van Europese producenten (bron 4).

indien je kiest voor het standpunt van Trichet: voor een renteverhoging. De ECB had immers de rente met een kwart procentpunt verhoogt tot 4%, omdat de inflatie bleef stijgen.

Een argument is dat de in de tekst genoemde oplopende inflatie in de EMU het streven naar prijsstabiliteit van de ECB onder druk kan zetten. Door een renteverhoging wordt sparen aantrekkelijker en lenen minder aantrekkelijk. Hierdoor nemen de bestedingen af en daardoor kan de inflatie afnemen.

12e Uit je antwoord moet blijken dat:

• dat Trichet aanspraak mag maken op deze uitspraak, omdat hij als president van de politiek onafhankelijke ECB formeel verantwoordelijk is voor het monetaire beleid binnen de EMU

• Sarkozy aanspraak mag maken op deze uitspraak, omdat hij als regeringsleider van een van de lidstaten van de EMU verantwoordelijk is voor een economische politiek, gericht op de welvaart van Europese burgers

13.5 Wanneer spreek je van een stabiele wisselkoers?

13a Een hoge koers van de yen verslechtert de Japanse concurrentiepositie, waardoor de export niet kan bijdragen aan het economische herstel.

Je kunt ook zeggen dat een hoge koers van de yen tot veel bestedingen door Japanners in het relatief goedkope buitenland leidt, waardoor de binnenlandse vraag stagneert.

13b De koers van de yen moet omlaag, maar dat kan de Japanse centrale bank niet bereiken met een (verdere) rentedaling omdat de rente in Japan al bijna 0% is, zodat collectief ingrijpen van de andere centrale banken op de valutamarkten nodig is om het aanbod van yens op valutamarkt te vergroten.

13c Krantenkop 2 vormt de verklaring van krantenkop 5. De hoge koers van de yen maakt Amerikaanse producten in Japan goedkoper en Japanse producten in de VS duurder, wat voor Japan betekent meer import en minder export waardoor de handelsbalans van Japan met de VS een tekort vertoont.

13d Omdat gebleken is dat stimulering van de binnenlandse bestedingen via monetaire instrumenten zoals rentepolitiek en valuta-interventies, niet mogelijk is, kan alleen een verlaging van de belastingen en/of het vergroten van de overheidsbestedingen de economische groei nog stimuleren.

14a Een laagconjunctuur kenmerkt zich door geringe bestedingen. Dus ook de import van deze landen is relatief klein. De export van Oost-Europese landen hangt mede af van de import van westerse landen. Minder export betekent voor de Oost-Europese landen dus dalende groeipercentages van het BBP.

14b Als gevolg van de lagere productiegroei neemt de werkloosheid toe. De arbeidsmarkt verruimt daardoor. De onderhandelingspositie van vakbonden verslechtert, looneisen worden minder en lagere loonkosten verbeteren weer de internationale concurrentiepositie.

14c De verbeterde concurrentiepositie doet de export toenemen en de import dalen.

Een grotere export betekent meer vraag naar de valuta van die landen. Minder import doet het aanbod van die valuta kleiner worden. Beide oorzaken leiden tot meer schaarste van die valuta en dus tot een koersstijging van die valuta.

14d Een hogere koers van een valuta maakt de export van dat land voor buitenlanders duurder (wisselkoersinflatie). Echter een hogere productiviteit kan de totale kosten per product verlagen en zo daarmee dus ook het nadelige effect van hogere wisselkoersen ondervangen.

14e De spilkoers was op 31 juli 1996 $2.

Op 31 augustus was de koers $2 x 0,985 = $1,97;

Op 30 september was de koers $1,97 x 0,985 = $1,94

14f De bandbreedte blijft procentueel gelijk. Deze was op 31 juli 1996 13%. Berekening:

Bandbreedte = (2,13 – 1,87) / 2,00 x 100%

De minimale koers had dus op 30 september 1996 $1,81 mogen zijn (6,5% lager dan $1,94).

Berekening: $1,94 x 0,935 = $1,81

De werkelijke koers ligt daaronder, zodat de centrale bank wel moest interveniëren.

14g De roebel was te goedkoop. De Russische centrale bank zal dus deviezen (dollars) hebben verkocht, om daarmee roebels op te kopen om deze schaarser te maken. De valutareserves zijn daardoor afgenomen. De valutareserves worden gevormd door de goud- en deviezenvoorraad.

15a Devaluatie en revaluatie hebben betrekking op een officiële aanpassing van de spilkoers bij een systeem van stabiele wisselkoersen. Hier is daarvan geen sprake. De stijging van de koers van de yen van75 dollar voor 10.000 yen naar 90 dollar is het gevolg van vraag en aanbodfactoren. Deze stijging noem je een appreciatie.

15b De zin “koers van de dollar in yens staat niet voor niets vet gedrukt. Gegeven is:

1 juli 2001: 10.000 yen = 75 dollar ( 1 dollar = 10.000 / 75 = 133,33 yen

1 november 2001: 10.000 yen = 90 dollar ( 1 dollar = 10.000 / 90 = 111,11 yen

De dollarkoers in yens is in de periode 1 juli – 1 november gedaald en wel met 16,67% (twee decimalen).

Berekening: (111,11 -133,33) / 133,33 x 100% = - 16,67%

15c Na 1 november zie je de koers (prijs) van de yen ten opzichte van de dollar dalen. De yen is blijkbaar minder schaars geworden ten opzichte van de dollar. De Japanse monetaire autoriteiten zullen daarom op 1 november dollars hebben gekocht, met als gevolg dat hun monetaire reserves zijn toegenomen. Verkopen van yens voor dollars had je ook mogen antwoorden. (Maar dat is minder fraai, omdat bij valuta-interventies door een centrale bank juist vreemde valuta’s worden gekocht of verkocht).

15d De oproep was gericht op meer wisselkoersflexibiliteit. Dus minder snel ingrijpen op de valutamarkten. De schommelingen van de wisselkoers zullen dus alleen maar groter worden. Als de centrale bank van Japan gehoor geeft aan de oproep en dus niet langer intervenieert om de koersstijging van de yen tegen te gaan, zal de koers nog verder stijgen.

Op grond van deze oproep kunnen speculanten een koersstijging van de yen ten opzichte van de dollar verwachten, wat zal leiden tot een toename van (speculatieve) beleggingen in de yen en daarmee tot meer vraag naar de yen en een hogere koers van de yen. Ook dat is een mogelijk gevolg van deze oproep.

16a Appreciatie: het gevolg van vraag- en aanbodfactoren

16b Als in de VS het economische herstel uitblijft, blijven de bestedingen in de VS laag. Dat is niet gunstig voor de Amerikaanse bedrijven. Hun winstgevendheid is laag en Amerikaanse aandelen zullen dan ook niet veel opleveren. Beleggers zoeken daarom een betere belegging en die vinden zij in Europa. Daarom verkopen zij hun Amerikaanse aandelen, aandelen van Amerikaanse bedrijven.

16c Een renteverhoging van de ECB maakt het eurogebied nog aantrekkelijker voor internationale beleggers. De vraag naar de euro zal daardoor verder toenemen en deze toegenomen vraag zal de koersstijging van de euro alleen maar extra stimuleren.

16d Een koersstijging van de euro kan op twee manieren de inflatie beperken. De koersstijging remt de bestedingen in het eurogebied af en verlaagt de kosten voor veel bedrijven. Probeer uit te leggen waarom deze beide gevolgen optreden.

De koersstijging verslechtert de internationale concurrentiepositie van het eurogebied. De export daalt en de import stijgt. Beide gevolgen leiden tot minder binnenlandse bestedingen en dus tot een kleinere kans op bestedingsinflatie.

De koersstijging maakt dat de importeurs goederen, zowel eindproducten als halffabrikaten en grondstoffen, goedkoper kunnen inkopen. Je spreekt over geïmporteerde deflatie. Zij krijgen voor hun euro’s na een koersstijging van de euro namelijk meer buitenlandse valuta. Veel consumentenprijzen zullen daardoor dalen en ook dat heeft natuurlijk een inflatie beperkende werking.

17a De koersdaling waarvan hier sprake is, is het gevolg van een dalende vraag naar de forint. Een koersdaling die het gevolg is van vraag- en/of aanbodfactoren noem je een depreciatie. (Een officiële verlaging van de spilkoers heet een devaluatie.)

17b Het gegeven dat je bij citaat 2 gebruikt is de oplopende inflatie. Bij citaat 3 is dat de genoemde beleggingen. De koers van een valuta daalt als de vraag naar die valuta afneemt en het aanbod toeneemt.

Citaat 2 – In je antwoord moet je duidelijk maken dat de oplopende inflatie in Hongarije de concurrentiepositie verslechterde, waardoor de export van Hongarije afnam en de vraag naar forinten (op de valutamarkt) afnam. Gelijktijdig neemt de import van Hongarije toe, waardoor het aanbod van forinten (op de valutamarkt) toenam.

Citaat 3 – in je antwoord moet je duidelijk maken dat beleggers massaal ter waarde van 150 miljard forint Hongaarse beleggingen omzetten in beleggingen buiten Hongarije. Door deze kapitaalexport nam het aanbod van forinten op de valutamarkt toe.

17c Een rente verhoging is aantrekkelijk voor beleggers.

Hongaarse beleggers zullen minder snel hun beleggingen omzetten in buitenlandse beleggingen. Hierdoor neemt het aanbod van de forint af en dat remt de koersdaling of doet de koers zelfs stijgen.

Meer buitenlandse beleggers zullen door de hogere rente in Hongarije beleggen. Daardoor neemt de vraag naar de forint toe en ook dat remt de koersdaling af of doet de koers zelfs stijgen.

18a De koersdaling is tot stand gekomen door de werking van vraag en aanbod. Hier is dus sprake van een depreciatie. Zou het een officiële verlaging van de spilkoers zijn geweest, dan was er sprake van een devaluatie, maar dat was hier niet het geval.

18b De inflatie in Griekenland verslechterde de internationale concurrentiepositie van het Griekse bedrijfsleven. De buitenlandse vraag naar Griekse producten daalde en daardoor nam ook de vraag naar de drachme af, waardoor de koers daalde.

18c De koersdaling van de Griekse drachme kan theoretisch op twee manieren de inflatie stimuleren:

( De Grieken moeten meer drachmen op tafel leggen om hun import te financieren. Deze kostenstijging wentelen de importeurs af in de verkoopprijzen. Gevolg is inflatie (geïmporteerde inflatie).

( De koersdaling maakt Griekse producten weer goedkoper voor niet-Grieken. De vraag naar Griekse producten kan stijgen. Een te sterke stijging van de exportvraag kan leiden tot overbesteding en dus tot bestedingsinflatie.

18d Om de koersdaling van de drachme te voorkomen zullen centrale banken Griekse drachmen moeten opkopen. Door deze extra (kunstmatige( vraag stijgt de koers weer. De Griekse centrale bank zal drachmen kunnen opkopen door vreemde valuta (deviezen) te verkopen. Haar deviezenvoorraad zal dus afgenomen zijn.

18e Onder toerisme vallen vooral activiteiten in de horeca, het hotelwezen, op campings e.d. Al deze bedrijfsactiviteiten worden gerekend tot de dienstensector. Ontvangsten uit toerisme boek je dus op de dienstenrekening.

Een afname van de inflatie (prijsstijging) in Griekenland geeft het land als vakantiebestemming een betere concurrentiepositie. Daardoor komen meer buitenlandse toeristen naar Griekenland en geven zij daar met elkaar ook meer geld uit. Dit betekent concreet dat de ontvangsten uit toerisme zullen toenemen.

19a 2.500.000 yen à € 0,0058 = € 14.500.

19b € 16.800 - € 14.500 = € 2.300.

19c Een Mazda kost nu 2.500.000 x € 0,0072 = € 18.000, zodat de importeur nu per auto € 1.200 verlies lijdt.

19d Dan kost een Mazda 2.500.000 x € 0,0054 = € 13.500 = €  3.300 winst per auto.

20a Door een stagnerende economie stagneert ook de import, want bedrijven en consumenten kopen ook minder goederen uit het buitenland. De export groeit echter mee met de economische groei in andere landen. Het saldo van de lopende rekening verbetert dus.

20b In deze situatie is de vraag naar de yen groter dan het aanbod dus de koers van de yen zou moeten stijgen.

20c Japan had dan een stimulerend begrotingsbeleid moeten volgen. Hierdoor zou de import toenemen en daarmee ook het aanbod van de yen.

20d De rente in Japan is extreem laag. Daardoor vloeit per saldo veel kapitaal het land uit. Dit doet het aanbod van de yen zo sterk toenemen dat de koers daalt.

21a

[pic]

21b Een devaluatie. Een voorbeeld van een juiste toelichting is een toelichting waaruit blijkt dat de (door monetaire autoriteiten) vastgestelde koers naar beneden is bijgesteld.

21c Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

1. • Een antwoord waaruit blijkt dat door de hoge koers van de Afrikaanse franc de import van Afrikaanse producten in Frankrijk duurder wordt waardoor de concurrentiepositie van Franse bedrijven op de binnenlandse markt verbetert.

2. • Een antwoord waaruit blijkt dat de hoge koers van de Afrikaanse franc gunstig is voor de concurrentiepositie van Franse bedrijven die exporteren naar Afrika.

22a De geldfunctie van rekenmiddel

22b € 0,18 / € 1,82 x 100% x 0,40 = 3,96%

22c Nee, een voorbeeld van een juiste verklaring is een verklaring waaruit blijkt dat (na een kortstondige lichte daling) de koers steeg, wat via een goedkopere import leidde tot een beperking van de prijsstijging in Nederland.

23a De waarde in euro’s uitgedrukt daalt. Een voorbeeld van een juiste verklaring is een verklaring waaruit blijkt dat de geïmporteerde hoeveelheid en de importprijs in buitenlandse valuta’s gelijk blijven, terwijl er voor buitenlandse valuta’s minder euro’s hoeven te worden betaald.

23b Een voorbeeld van een juist antwoord is een antwoord waaruit blijkt dat (bij een gelijkblijvende hoeveelheid) geïmporteerde consumentengoederen goedkoper worden, zodat de koopkracht van de consumenten toeneemt en zij meer gaan besteden zodat de productie (en dus ook de werkgelegenheid) toeneemt.

23c Een voorbeeld van een juist antwoord is een antwoord waaruit blijkt dat het importvolume van consumentengoederen toeneemt ten koste van de vraag naar binnenlandse consumentengoederen zodat de productie (en dus ook de werkgelegenheid) afneemt.

23d Een voorbeeld van een juist antwoord is een antwoord waaruit blijkt dat lagere importprijzen de inflatie beperken hetgeen leidt tot matiging van de looneisen en een beperking van de (stijging van de) loonkosten, zodat exporteurs minder reden hebben de prijzen te verhogen zodat de afzet / productie (en dus ook de werkgelegenheid) kan toenemen.

24a Bij een relatief hoge inflatie stijgen de prijzen sterker dan in de meeste andere landen. De exportproducten stijgen daardoor eveneens relatief sterk in prijs. De internationale concurrentiepositie zal daardoor verslechteren.

24b De werkgelegenheid verbetert als bedrijven meer produceren. Bedrijven produceren onder andere meer, wanneer zij meer kunnen exporteren. Dan zullen de prijzen van de goederen wel lager moeten worden. Een devaluatie maakt dat buitenlanders meer valuta van dat land voor hun eigen valuta kunnen krijgen. De producten van dat land worden daardoor voor buitenlanders goedkoper. Zij kunnen dan immers voor eenzelfde hoeveelheid geld meer kopen, op voorwaarde dat de prijzen zelf natuurlijk niet veranderen.

Een devaluatie van de valuta stimuleert dus de werkgelegenheid.

24c De euro krijgt de normale geldfuncties, dat zijn dus:

* ruil-/betaalmiddel;

* rekenmiddel (rekeneenheid);

* oppot-/spaarmiddel.

24d Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:

* de kosten van het omwisselen (transactiekosten die de bank berekent);

* de kosten die je maakt als je koersrisico(s wilt afdekken door een speciale verzekering af te sluiten;

* administratiekosten die je maakt bij het omrekenen van prijzen (bijvoorbeeld van offertes).

Een veel gemaakte fout is dat je opschrijft dat bedrijven geen wisselkoersrisico(s lopen. Een risico is namelijk geen kostenpost. Een verlies dat daaruit voortvloeit ook niet.

24e Twee mogelijk antwoorden zijn:

* Landen met een relatief harde valuta krijgen het vertrouwen van beleggers. Er bestaan dan immers weinig koersrisico(s. Dit vertrouwen in de valuta is zo belangrijk, dat zij genoegen nemen met een iets lagere rente.

* Het vertrouwen en belangstelling van beleggers in de valuta is zo groot dat er geen noodzaak is om de vraag naar de eigen valuta te stimuleren met een (hoge( rente.

24f Als alle goederen in euro(s zijn geprijsd, is het voor consumenten gemakkelijker om de prijzen van bedrijven uit verschillende landen met elkaar te vergelijken. De concurrentie tussen bedrijven zal daardoor toenemen en dat leidt mogelijk tot lagere prijzen.

In ieder geval zal het een bijdrage leveren aan de beperking van de inflatie.

25a De koers van de dollar steeg. Blijkbaar werd de dollar te schaars. De genoemde centrale banken hebben daarom dollars aangeboden op de valutamarkt met het doel de koersstijging tegen te gaan en de koers van de dollar zelfs weer te laten dalen.

Je kunt ook zeggen dat voor dit doel Reelandse florijnen door de centrale banken zijn gekocht (vraag) en deze florijnen hebben zij betaald met dollars (aanbod).

25b Door de verhoging van de rente in Reeland zou Reeland voor internationale beleggers relatief aantrekkelijker zijn geworden dan de VS. De vraag naar R-florijnen zou dan zijn toegenomen en de vraag naar dollars gedaald.

25c Bij een herstel van de wereldeconomie neemt de productie toe. Veel grondstoffen worden echter in dollars verrekend en betaald. De vraag naar dollars zal dan stijgen.

Je kunt ook als antwoord geven dat de aantrekkende wereldeconomie de vraag naar Amerikaanse producten en daarmee ook de vraag naar dollars doet toenemen.

25d De evenwichtskoers in de situatie V1-A1 bedroeg $ 1,78.

De evenwichtskoers in de situatie V2-A1 bedroeg $ 1,80.

De koers van de dollar is dus met 1,1% geapprecieerd.

Berekening: (1,80 – 1,78) / 1,78 x 100% = 1,1%

25e Let op! We gaan nu van situatie V2-A1 naar V2-A2.

Bij de situatie V2-A1 werden er 11 miljard dollars verhandeld.

Bij de situatie V2-A2 worden er 16 miljard dollars verhandeld.

De verhandelde hoeveelheid dollars is dus met 5 miljard gestegen.

25f Een nadeel van een flexibele wisselkoers is dat koersrisico(s de internationale handel belemmeren.

26a 1 boso = 0,5 atra

Bandbreedte = 10%

Bovenste interventiegrens = 1,05 x 0,5 atra = 0,525 atra

Onderste interventiegrens = 0,95 x 0,5 atra = 0,475 atra

26b Inflatie verslechtert de internationale concurrentiepositie, waardoor de export daalt en de import juist toeneemt. Het gevolg is een verslechtering van de lopende rekening van de betalingsbalans.

26c Minder export in land A betekent minder vraag naar atra’s. Meer import betekent meer aanbod van atra’s. Beide marktveranderingen doen de koers van de atra uitgedrukt in boso’s dalen.

26d Omdat de overheid in land A meer geld moet lenen, stijgt de prijs van dit geld, de rente.

26e De rentestijging in land A trekt buitenlandse beleggers aan. De vraag naar atra’s stijgt en daarmee ook de koers van de atra in boso’s.

26f Bij een devaluatieverwachting gaat men uit van een koersdaling van de atra. De centrale banken moeten de koers proberen op te drijven. Dat zullen zij doen door atra’s te kopen. Op deze wijze verhogen zij kunstmatig de vraag en daarmee de prijs (koers) van de atra.

27a Bij flexibele wisselkoersen wordt de koers bepaald door vraag en aanbod.

27b Indien er geen marges waren, dan zouden de centrale banken bijna voortdurend moeten interveniëren om de koers op het afgesproken niveau te houden.

27c Valutahandelaren speculeerden op een waardedaling van het pond. Zij wilden deze daling voor zijn en verkochten (aanbod) op grote schaal hun ponden. Om de waardedaling van het pond (door het grote aanbod) te voorkomen hebben centrale banken op grote schaal ponden gekocht, in de hoop dat door deze extra vraag de koers van het pond weer ging stijgen.

27d Als Engeland de rente al eerder had verlaagd, had het nog meer internationale beleggers weggejaagd. Dan zou het aanbod van ponden nog hoger zijn geweest. Juist om de waardedaling van het pond te voorkomen, had de Engelse centrale bank de rente hoog gehouden in de hoop voor internationale beleggers aantrekkelijk te blijven. Toen Groot-Brittannië uit het EMS stapte en de koers van het pond overliet aan de werking van het marktmechanisme kon de rente worden verlaagd.

27e Een rentedaling maakt lenen voor gezinnen en bedrijven goedkoper. Door de lagere rentetarieven wordt de kredietverlening gestimuleerd, waardoor de bestedingen toenemen. Toenemende bestedingen hebben een positieve invloed op (de groei) van het nationale inkomen en de werkgelegenheid.

27f Een koersdaling maakt het land goedkoper voor andere landen. Daardoor zal de export van dat land stijgen en daarmee de groei van het nationaal inkomen en van de werkgelegenheid. Door de koersdaling worden importgoederen echter duurder.

De import neemt af en de eigen (importvervangende) industrie zal worden gestimuleerd. Ook daardoor stijgt de groei van het nationaal inkomen en de werkgelegenheid.

28a Een renteverandering met als doel de conjuncturele fase te beïnvloeden is bedoeld om lenen goedkoper of duurder te maken. In een laagconjunctuur zijn meer bestedingen gewenst. Om consumenten en bedrijven hun uitgaven te laten verhogen is een renteverlaging noodzakelijk. Door deze renteverlaging ontmoedigt de centrale bank tevens het sparen. Ook daardoor zullen de bestedingen toenemen. De hier bedoelde conjuncturele fase is dus een laagconjunctuur.

28b Karel leent het geld daar waar de banken de laagste tarieven in rekening brengen. Dat is in Japan. Uiteraard moet Karel de lening in Japanse yen wel terugbetalen. Maar uit bron 16 blijkt dat de yen goedkoper wordt (deprecieert) ten opzichte van de IJslandse kroon. Ze hoeven dus volgens de verwachting ook minder kronen op tafel te leggen om de “goedkope” lening later terug te betalen. Vandaar dat de vraagsteller hier spreekt over een rentevoordeel en een valutavoordeel.

28c De hypothecaire lening in Japan met een vaste looptijd van 20 jaar is goedkoper (2,5%) dan in IJsland (12%). De rente moeten ze uiteraard in Japanse yen betalen evenals het af te lossen bedrag. De afweging die Karel en Iris moeten maken heeft te maken met de vraag in welke mate de Japanse yen in de loop van de tijd zou kunnen gaan stijgen. Is dat het geval, dan zijn zij het voordeel van de lage rentelasten kwijt, vanwege hogere wisselkosten van de IJslandse kroon (ISK) in Japanse yen.

28d Bereken de hoogte van de schuld in oktober 2006 in IJslandse kronen en de hoogte van de schuld in oktober 2008.

Koers JPY in oktober 2006 = 0,59 IJslandse kroon (ISK).

Koers JPY in oktober 2008 = 1,28 IJslandse kroon (ISK)

Schuld 2006 = 30.000.000 JPY x 0,59 = 17.700.000 ISK

Schuld 2008 = (30.000.000 – 2.343.750 (afgelost bedrag)) x 1,28 = 35.400.000 ISK

Toename schuld = (n-o) / o x 100%

Toename schuld = (35.400.000 – 17.700.000) / 17.700.000 x 100% = 100%

De schuld in ISK is inderdaad verdubbeld.

29a Het openzetten van de geldkraan is een vorm van monetaire financiering van het begrotingstekort. De inflatie die ontstaat bij een te grote geldhoeveelheid is het gevolg van een toename van de bestedingen (bestedingsinflatie). In een tijd van recessie zijn de bestedingen laag. Bedrijven kunnen dan de productie (T) nog opvoeren. Alleen als de productiecapaciteit is bereikt, zullen de prijzen stijgen.

Met de Verkeersvergelijking ziet het er als volgt uit:

M x V = P x T

M = de geldhoeveelheid, deze stijgt door nieuw geld bij te drukken.

V = omloopsnelheid van het geld en deze is op korte termijn meestal constant.

P x T = nationale inkomen, waarbij P staat voor het prijsniveau en T voor de productie.

De toegenomen M x V leidt tot meer bestedingen en omdat de productiecapaciteit in een recessie nog onderbenut is, zal de productie (T) stijgen en niet het prijsniveau (P)

29b Een tekort op de Amerikaanse betalingsbalans met China betekent dat de vraag naar Chinese goederen en diensten samen met de Amerikaanse beleggingen in China groter is dan de Chinese vraag naar Amerikaanse goederen en diensten en Chinese beleggingen in de VS. Dit betekent dat de vraag van Amerikanen naar de Chinese Yuan (aanbod van dollars door Amerikanen) groter is dan de Chinese vraag naar dollars (aanbod van yuan door Chinezen). Omdat de vraag naar yuan dus groter is dan het aanbod daarvan, zal de koers van de yuan stijgen.

29c Een vaste koers van de yuan ten opzichte van de dollar geeft zekerheid aan internationale handelaren en beleggers. Voor China betekent de vaste en tevens lage koers van de yuan dat haar concurrentiepositie goed blijft. En ook zullen de enorme Chinese beleggingen in dollars, die door de betalingsbalansoverschotten van China zijn ontstaan hun waarde in yuan behouden.

29d Reken eerst uit wat de waarde van het Chinese belegde vermogen in dollars in maart 2008 was, uitgedrukt in yuan (CNY). Daarna reken je de waarde van dit vermogen in maart 2009 uit. Houdt er rekening mee dat dit vermogen in de loop van de tijd met 10 miljard is toegenomen en dat de koers van de CYN is gestegen. Je krijgt nu immers minder CYN voor een dollar (6,84 CNY in 2009 tegen 7,02 CNY in 2008).

De waarde van de beleggingen maart 2008 = $ 2.000 mld x 7,02 = 14.040 mld CNY

De waarde van de beleggingen maart 2009 = $ 2.010 mld x 6,84 = 13.748,40 mld CNY

29e Als je er voor kiest het persbericht van Zhou te schrijven, kies je dus voor de Bancor als mondiale reservemunt.. Argumenten die je daarvoor kunt geven zijn:

1. de grote tekorten van de VS op de overheidsbegroting en op de betalingsbalans (bron 8, punt 1) maken de dollarkoers onstabieler dan die van de Bancor;

2. de koers van de Bancor zal minder sterk schommelen, omdat deze koers wordt beïnvloed door dertig verschillende prijsontwikkelingen (bron 8, punt 4);

3. de dominantie van de economie van de VS zal de komende jaren naar verwachting minder worden, want in 2050 zal (alleen al) het bnp van China groter dan zijn dan dat van de VS (bron 8, punt 3).

Als je er voor kiest het persbericht van Geithner te schrijven, dan kies je voor handhaving van de dollar als mondiale reservemunt. Argumenten die je daarvoor kunt geven zijn:

1. schommelende prijzen van grondstoffen maken de koers van de Bancor net zo goed onstabiel als nu het geval is met de dollar (bron 8, punt 2);

2. op dit moment is de economie van de VS nog steeds de grootste economie ter wereld en dat zal zeker tot 2030 nog zo blijven (bron 8, punt 3);

3. groeiende binnenlandse bestedingen in China zullen in de toekomst het handelstekort tussen China en de VS verkleinen (bron 8, sub 5), waardoor de koers van de Amerikaanse dollar in Chinese yuan kan stabiliseren.

30a Het betreft hier zwevende. Je bent geneigd om te zeggen stabiele koersen vanwege het ingrijpen door de Japanse centrale bank, maar dat deed zij puur uit eigen belang. In principe komt de koers gewoon tot stand door vraag en aanbod.

30b De koers was 1 dollar = 107,65 yen.

Na de verandering kreeg je voor 1 dollar 110,88 yen (3% meer).

Berekening: 107,63 x 1,03 = 110,88

30c Als gevolg van de duurdere yen is de Japanse export duurder en import goedkoper. Dit betekent dus een verslechtering van de Japanse concurrentiepositie. Dit kan leiden tot een stijgende werkloosheid.

30d De stijgende yen maakt de import goedkoper. Dat beperkt eventuele inflatie.

31a VSwatch. Een voorbeeld van een juiste verklaring is een verklaring waaruit blijkt dat VSwatch een groter tekort op de lopende rekening verwacht en dus (per saldo) een groter aanbod van dollars.

31b Verhogen. Een voorbeeld van een juiste verklaring is. Een verklaring waaruit blijkt dat een hogere rente in de VS beleggen in de VS vanuit het buitenland aantrekkelijker maakt waardoor de vraag naar dollars toeneemt.

31c Nadeel. Een voorbeeld van een juiste berekening is:

1. • eindwaarde beleggen in €: € 120.000 × 1,0225 = € 122.700

2. • eindwaarde beleggen in $: € 120.000€ 0,90 × 1,0325 × € 0,88 = € 121.146,67

32a alle drie de functies. Uit de verklaring moet blijken dat de eigen valuta opgeheven is.

32b Een voorbeeld van een juist antwoord is een antwoord waaruit blijkt dat bij dollarisering het valutarisico voor buitenlandse beleggers wordt beperkt.

32c Een voorbeeld van een juist antwoord is een antwoord waaruit blijkt dat bij dollarisering geïmporteerde goederen minder in prijs zullen stijgen.

32d Een voorbeeld van een juist antwoord is een antwoord waaruit blijkt dat door de renteverhoging beleggen in dollars aantrekkelijk wordt waardoor de vraag naar dollars toeneemt en de dollarkoers stijgt zodat producten uit gedollariseerde landen duurder worden.

33a Een voorbeeld van een juist antwoord is een antwoord waaruit blijkt dat bij een laagconjunctuur de centrale bank van het VK niet langer een renteverlaging kan inzetten om de bestedingen te stimuleren, hetgeen betekent dat voor conjunctureel herstel een aanpassing via het marktmechanisme (vraag en aanbod) vereist is.

33b Lager worden. Een voorbeeld van een juiste verklaring is een verklaring waaruit blijkt dat op dat moment de drie landen met de laagste inflatie in de EMU een gemiddelde inflatie kennen van 3,7 – 1,5 = 2,2% en dat het VK met een inflatie van 2,0% bij toetreding dit gemiddelde (en dus ook de referentiewaarde) zal verlagen.

33c Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

1. • Een antwoord waaruit blijkt dat (te) grote verschillen in (lange) rente kunnen leiden tot kapitaalstromen in de richting van het land met de hoge rente, hetgeen kan leiden tot verschil in groei van de investeringen.

2. • Een antwoord waaruit blijkt dat (te) grote verschillen in (lange) rente kunnen leiden tot een uiteenlopende ontwikkeling van de effectieve vraag, omdat een hoge / lage rente particuliere bestedingen afremt / stimuleert.

33d tekort. Uit de verklaring moet blijken dat de te hoge koers van het Britse pond er op duidt dat de export van het VK relatief duur is / de import van het VK relatief goedkoop is, hetgeen de export van het VK afremt / de import van het VK stimuleert.

33e Een voorbeeld van een juist antwoord is:

1. • Een antwoord waaruit blijkt dat een koersdaling leidt tot verbetering van de concurrentiepositie

2. • van Britse exporteurs op de EMU-markt

34a Uit de grafiek blijkt dat in de betreffende periode de koers van de euro in Japanse yen is gestegen. De euro is duurder geworden, maar de keerzijde is dat de Japanse yen goedkoper is geworden. Europese importeurs hoeven dus minder euro’s te betalen voor dezelfde hoeveelheid Japanse yen. Japanse exportproducten dalen dus in prijs voor Europese importeurs. De concurrentiepositie van de Japanse exporteurs is dan ook verbeterd.

34b Het in Japan geleende geld voor de carry-trade moeten deze internationaal opererende beleggers uiteindelijk weer in Japanse yen terug betalen. Dat doen zij door hun aangeschafte en daarmee verdiende NZD weer om te zetten in Japanse yen. Als de koers van de yen in de periode tussen lenen en weer terugbetalen is gestegen moeten zij meer NZD neerleggen voor deze yennen dan zij eerder zelf hadden verkregen. Dit kan betekenen dat hun Nieuw-Zeelandse renteopbrengst geheel of gedeeltelijk verloren gaat door deze omzetting.

34c Daaruit mag je concluderen dat 1,9 NZD = 157,7 JPY

Of 1 NZD = 157,7 JPY / 1,9 = 83 JPY

34d Achtereenvolgens reken je uit hoeveel NZD de belegger in Nieuw-Zeeland belegt, Hoeveel de renteopbrengst in NZD is, hoeveel geld hij dus na 4 maanden in NZD bezit. Daarna reken je uit hoeveel NZD nodig is om het bedrag weer in japanse yen af te lossen, inclusief de rente die hij aan de Japanners moet betalen.

1. Voor zijn 16.280 miljoen JPY ontvangt de belegger 185 miljoen NZD

Berekening: 16.280 miljoen JPY / 88 (koers) = 185 miljoen NZD

2. De renteopbrengst van dit geld bedraagt 4/12 x (0,066 x 185 miljoen NZD) 4,07 miljoen NZD.

3. Het totale bezit aan NZD bedraagt dan ook 185 + 4,07 = 189,07 miljoen.

4. Voor de aflossing zelf (tegen een koers van 83) is 196,15 miljoen NZDnodig

Berekening: 16.280 / 83 = 196,15 miljoen NZD

5. De rente die de belegger in Japan moet betalen bedraagt 0,39 miljoen NZD

Berekening: 196,15 x 4/12 x 0,006 = 0,39 miljoen NZD

6. Voor de terugbetaling heeft de belegger dus 196,15 + 0,39 = 196,54 miljoen NZD nodig.

7. Zijn verlies bedraagt dan 196,54 – 189,07 = 7,47 miljoen NZD.

34e Je leest in de figuur af dat sinds 1-8 de koers van de euro in JPY is gedaald en dat de koers van de euro in NZD is gestegen. Dit betekent dat de koers van Japanse yen ten opzichte van de NZD is gestegen. Deze stijging van de Japanse yen ten opzichte van de NZD komt doordat veel beleggers in Nieuw-Zeeland de eerder gedane leningen in Japan moesten terug betalen. Daarvoor hadden zij Japanse yen nodig, waardoor de vraag naar de Japanse yen toenam en de koers daarvan steeg (apprecieerde). Zij kochten deze Japanse yen met de verkoop van hun Nieuw-Zeelandse tegoeden, waarvan het aanbod dus toenam en de koers van de NZD daalde.

................
................

In order to avoid copyright disputes, this page is only a partial summary.

Google Online Preview   Download